Azulfactor kleurkanaries
AZUL een factor die iedere kleurkanarieliefhebber moet kennen!
-van heldere agaat tot “ All Black ” !
door Constant van Santen
De factor azul bestaat al heel lang maar wordt tot op heden in meerdere landen anders genoemd. In Italië heet die “mono melanina”, in Duitsland “optische blaufactor” en in Spanje en Nederland “azul”. Ik heb al meerdere artikelen hieromtrent geschreven maar de behoefte tot verduidelijking werd steeds knellender. Het is nu echt nodig een overzicht en verklaring te geven.
Naar mijn ervaring is de azulfactor in de zestiger jaren in Nederland ontstaan. Ik heb deze factor voor het eerst zelf waargenomen in de regio Veenendaal alwaar een kweker steeds bezocht werd door internationaal keurder en vogelhandelaar Aschieri uit Parijs. Die kwam daar meerdere keren per jaar de krenten uit de pap halen en zo nam hij verschillende vogels mee welke een overdreven helderheid in de ondergrond hadden. Met overdreven helderheid bedoel ik dat de ondergrond vrij van bruin was maar de vogels hadden wel degelijk een donkere bestreping. De vogels die ik met deze factor gezien had, waren in de zwarte reeks met een pastelfactor. Het dons was niet zwartbruin, gebruikelijk voor zwartpastel, maar zilvergrijs. Het gehele verenpak geheel vrij van bruin. Het lipochroom daardoor zeer helder van tint. Verder vrij van grijsvleugeltekening en de uiting in de bestreping vrij helder zwart.
De heer Aschieri heeft een deel van deze vogels doorverkocht aan Italianen. En daar raak ik de loop kwijt totdat medio tachtiger jaren wij agaat vogels waarnamen met een uitzonderlijke helderheid en opvallende bestreping. De vogelliefhebberij was internationaler geworden. Kwekers probeerden verschillende verschijningsvormen over te zetten naar andere mutaties of zelfs basiskleuren. Rond 1990 werd ik uitgenodigd om eens bij een liefhebber, welke als eerste de onyx kanarie probeerde te ontwikkelen en in variaties te creëren. Hij had enkele vogels van Bernardino Yeves gekregen om deze mutatie vast te leggen in de kleurkanarie.
De heer Belver Llorenz heeft alle mogelijkheden aangewend om de diversiteit van deze mutatie uit te zoeken. Verkocht overigens geen enkele vogel totdat hij wist wat het was. Ik nam veren mee naar Nederland. De bevederingsonderzoeken in Nederland gaven later de werkelijke aard van de ligging en veranderingen van de aanwezige pigmenten aan. De heer Belver Llorenz liet mij zijn vogels zien: zeer helder zwarte vogels en de reeds uit Italië bekende agaat mozaïeken, ik zag opaal gelijkende kanaries maar geheel anders in structuur en kopkleur (de later bekende intermediaire vogels), ik zag hele lichte vogels welke phaeo ’s bleken, maar dan met wel heel erg weinig phaeo tekening en ga maar door. Als ik vroeg “wat is dat of wat denkt u wat het is?”, dan zag ik de schouders omhooggaan. Mogelijk wilde hij het niet vertellen maar evenmin hebben wij in al die jaren een publicatie gezien. Wellicht
dat er kennis ontbrak om alle conclusies juist op te stellen. Het hoe en wat moest natuurlijk wel eerst geconcludeerd worden.
Al in een van mijn eerdere grote publicaties in Onze Vogels (februari 1997 pagina 60 en verder) welke de wereld over ging, kon ik melding maken dat deze mutatie een allel was van de opaalfactor. Dus onyx en opaal kunnen een intermediaire verschijning geven. Maar wat is dan die heldere zwarte (vogels met korte onderbroken bestreping en zeer heldere ondergrond zonder bruin) welke uit de kruisingen met zwart x agaat kwamen? Snel was dat ook geen vraag meer en ik begreep dat dit zwarte kleurkanaries waren welke de azulfactor van de agaat hadden overgenomen. Deze zwarte vogel in het mozaïek werden door onder meer de heer Heiler uit Duitsland geshowd en won daar heel veel mee. Op grond van de standaard niet erg logisch want de maximale oxidatie welke bij de zwarte reeks gevraagd werd, had geen uiting bij deze kleurvogel
Deze vogels hadden wederom geen bruin en daar kickte de keurder (en vele anderen) wellicht op. Wel duidelijk lichtere omzomingen van de grote pennen welke wij ook bij de agaat gewoon waren te zien.
De azulfactor werd vanuit de agaat ingekruist in de pastel, de satinet, de topaas, de isabel, de eumo. Allemaal kleuren welke geen al te veel bestreping c.q. pigment op de kop of in de flanken hadden. Ook was de uniformiteit van de pigmentuiting soms ver te zoeken. Met het inkruisen van de azulfactor bleek het pigment (bestreping) direct veel completer te zijn en uniformer in haar uiting. De isabel raakte de (rood)bruinachtige phaeo kwijt en de kleur in de ondergrond werd eenkleurig gelijk met de bestreping. Ineens was het interessant om de mutatiekleuren te kweken. Het pigment begon meer en meer vanaf de snavel, de flanken raakten compleet en de tekening op kop en nek raakte voller en voller. Nog meer, je kon die weer aan elkaar paren en had veel minder splitten nodig.
De nominaatvorm, als ik dat zo mag noemen, de agaatrood- en agaatgeelmozaïek, kregen eveneens steeds meer pigment. De flanken raakten vol, er kwamen strepen onder de bek, en later op de borst. De pigmentvogels lieten een totaal andere uitmonstering van pigment zien dan de klassieke vogels zoals agaatwit, isabelgeel enzovoorts. Pigmentvogels met de witte grondkleur werden aan de mozaïeken gepaard om deze eenzelfde pigmenttekening te laten krijgen. Het door velen verfoeide bruin in de zwarte kon ineens worden weg gekweekt. Ondanks dat dit een duidelijke lichtere uitmonstering van de zwarte vogel gaf.
Er was inmiddels een internationale standaard ontstaan waar een duidelijke scheidslijn lag tussen de ontwikkelingsvogels zwart en bruin, en de reductievogels agaat en isabel. Zwart en bruin met een maximale oxidatie en een brede ononderbroken bestreping. De maximale oxidatie volgens de standaard in pigment en lipochroom ofwel in de tekening en de ondergrond! Kortom zo zwart c.q. bruin mogelijk met een maximaal aantal bestreping.
Bij agaat en isabel werd een korte onderbroken fijne bestreping gevraagd (bij de schimmels wat breder en bij de mozaïeken nog breder). Het aantal strepen talrijk. De tekst van de standaard gaf aan dat er geen oxidatie van de ondergrond werd gevraagd. Met deze oxidatie wordt bedoeld de vermenging van de lipochroom en alle andere pigmenten welke in de ondergrond gelegen zijn. Denkt u maar aan de phaeo, de eumelanine (in de ondergrond dus) en eventueel de intensief en/of blauwfactor. Nu echter wordt bij de agaten en isabellen een heldere ondergrond gevraagd, vrij van zichtbaar bruin. Dat laatste houdt dus in dat de vermenging van de phaeo in de bijtint niet meer zichtbaar moet zijn en blijft er een heldere lipochroom over. Twee duidelijke verschillende uitingsvormen van beide groepen. Bij de zwarte en bruine mocht de bestreping op de rug niet aaneen vloeien en moest er altijd een duidelijke zone van lipochroom en ondergrond tussen banen van de bestreping over c.q. zichtbaar blijven. In de zwarte reeks zagen wij bij de mozaïeken en later bij de witte, steeds meer de azul vogels verschijnen omdat deze geen phaeo toonde (maar wel de lichtere omzoming van de pennen en vleugeldekveren).
Het beeld was duidelijk en wij konden ons een lijst opstellen wat de azulfactor bij de kanarie deed en welke kleuren het best met of zonder de azulfactor tot uiting kwam. In Nederland heeft Tino Simons nog eens geprobeerd om duidelijkheid te verschaffen door in het vraagprogramma vogels in het azul en vogels zonder azul als klassieke vogel te vragen. Een zeer lof streven, maar men wist niet eens welke vogel nu azul had en welke juist wel. Vele kleuren werden als klassiek in de azulvorm gevraagd in de standaard en ook als zodanig gekeurd. De keurder kende de klassieke vorm eigenlijk niet meer. Dus de azul vogels werden in de klassieke klassen ingeschreven en in de azul klassen. Nederland was hier de enige in. Dit experiment werd snel stopgezet waardoor de door Tino gepoogde klaarheid niet werd verkregen. Wel bleef ik vragen om een beschrijving in de standaard, beter gezegd de keurtechnische omschrijving wat “wat” was. De liefhebber en keurder moesten weten wat zij moesten kweken en keuren.
Men kon niet altijd bedenken dat de kleur, welke men bij bijvoorbeeld de isabel naast de bestreping zag, geen phaeo maar eumelanine was. Eumelanine lag in de strepen maar men kwam erachter dat er in de ondergrond veel meer eumelanine lag. In de ondergrond lag normaal, eumelanine in korrels, phaeomelanine in korrels, de lipochroom, de blauwfactor, alles al of niet in schimmel, intensief of mozaïek.
De nieuwe isabel standaard spreekt over bruinbeige bestreping met een zeer lichtbeige ondergrond. De Isabel pastel spreekt over een zeer lichtbeige kleur. Beide duidelijke omschrijvingen van de vogels met azul en zonder de roodbruine phaeo. Toch omschreef men de pigmenten tussen de bestreping nog steeds als phaeo (op keurbrief of in artikelen).
Bij de azul was de phaeo weggevallen zodat de rest bleef. Door het wegvallen van de phaeo kon er bij de zwarte of agaten met de lipochroom, de blauwfactor en de intensiviteit geen “blauw” meer in de bijtint worden gevormd.
WAT DOET DE AZUL FACTOR?
Uit de praktijk weten wij dat de azulfactor werkzaam is op de phaeomelanine van de kanarie. De phaeomelanine welke normaal in de ondergrond is opgenomen wordt omgezet naar eumelanine op de plaats van de bestreping. De eumelanine in de ondergrond blijft in den beginne ongewijzigd.
“In den beginne” schrijf ik. Want de AZUL factor heeft een merkwaardige eigenschap: de factor heeft een cumulatieve werking op het eumelanine bezit. Natuurlijk kunnen wij kwekers door een goede selectie tot een selectieve vermeerdering van pigmenten komen maar deze azulfactor heeft de werking dat deze zelf steeds meer eumelanine aanmaakt. Ook bij de vogels met een zogenaamde reductiefactor zoals de agaat- en isabelgroep. Daar waar wij bij de klassieke groep hard moeten werken om de reductie niet de overhand te laten krijgen, zien wij bij de agaat- en isabelvogels met de azulfactor een geleidelijke vermeerdering van het pigment welke sowieso door de verplaatsing van de (gemuteerde) phaeo naar de bestreping al een duidelijker pigmenttekening heeft. Ook hier begint de pigmentering vanaf de snavel, is duidelijk in strepen op de kop en nek aanwezig, waait volledig uit op de rug en een duidelijker flank bestreping is een feit. Het cumulerend karakter draagt zorg voor steeds meer bestreping, op de wangen, op de borst, in de flanken, overal, ook de eumelanine in de ondergrond wordt meer en meer. De helderder ondergrond zonder de roodbruine phaeo draagt eveneens er zorg voor dat de bestreping nadrukkelijker tevoorschijn komt.
Door de werking van deze factor zijn wij in de gelegenheid om mutaties in een veel betere vorm te kweken. De topazen kregen een betere en vollere bestreping, idem bij de eumo’s en de pastellen of satinetten. Zij kregen weer de kleur van de bestreping welke bij de groep hoorden en was geen waterig aftreksel waarbij zwart, grijzig of bruinig/crème werd. Dit heeft onder meer bij de beoordeling van de kleur van de agaatpastel heel lang tot verkeerde conclusies geleid.
Is de AZUL factor een mutatie welke in het vraagprogramma hoort?
Eigenlijk hoort iedere mutatie in het vraagprogramma indien deze vastgelegd is en duidelijk herkenbaar. Deze mutatie bestaat al meer dan vijftig jaar en is inmiddels in de meerderheid van de kleurkanaries opgenomen. Alle standaarden van de vogels zijn beschreven. Beschreven naar de mogelijkheden van de vogel zoals men die op dat moment voor zich had. Veel van de vogels welke wij nu als klassieke vogels keuren zijn mutanten en vormen de basis voor de mutaties welke daarop hebben plaatsgehad. Zo werd een agaat rood mozaïek klassiek een agaat azul rood mozaïek. Daarna werd deze vogel een agaat azul pastel rood mozaïek, of een agaat azul topaas rood mozaïek, of zelfs een agaat azul opaal rood mozaïek. De azulfactor maakte het mogelijk om ook de isabel opaal rood mozaïek te kweken in de vorm van een isabel azul opaal rood mozaïek of isabel azul satinet rood mozaïek (de combinatie van azul en opaal noemen wij mogno maar daarover later meer).
De heldere agaat rood mozaïek, als voorbeeld, is een prachtige heldere mozaïekvogel met een optimale bestreping overal compleet. Wij zouden deze vogel niet meer in zijn of haar klassieke vorm wensen. Met de klassieke phaeo, mindere- en minder zwarte bestreping enzovoorts. Wij moeten derhalve genoegen nemen met deze ontwikkeling. MAAR…………………………………..
Het is voor de liefhebber en voor de keurder van belang dat wij wél erkennen en herkennen dat er vele kleuren op ons palet van kleurkanaries staan, welke nu beschreven zijn en gekeurd worden maar azul vogels zijn. De liefhebber moet dat weten zodat deze de juiste vogels gebruikt en de juiste vogels paart. Bijvoorbeeld: niet zoeken naar phaeo als die er genetisch niet meer in zit vanwege de azulfactor. Mocht een dergelijke vogel nog wat “bruinig” overkomen dan zijn dat de kleurloze omzomingen van de baarden en haakjes en weten wij direct dat de vogel een wat meer intensieve uiting nodig heeft waarbij de kleurloze omzomingen minder de overhand heeft. Ook is het essentieel voor de kweker te weten of deze kleurvogel een azul factor heeft als hij deze gaat gebruiken om factorenbezit naar andere vogels over te brengen of om split vogels van welke soort dan ook te creëren.
Welke vogels zijn nu azul of worden het mooist in de azul versie gekweekt?
Te beginnen met de agaat en isabel serie.
De mozaïeken in de agaat groep, geel of roodkleurig. Derhalve agaat rood mozaïek pop en man, de agaat geel mozaïek pop en man. De niet-mozaïeken zoals de witte, de gele en de rode, zijn volgens de standaard eveneens azul vogels geworden Dus azul vogels. Niet alleen qua eisen aan de bestreping maar ook qua bijtint of lipochroom. De standaard vraagt een talrijke bestreping kort en fijn voor de
intensieve, iets breder voor de schimmels en nog wat breder voor de mozaïeken en alles talrijk en compleet. De kleur van de ondergrond vraagt een heel duidelijke uitleg en geeft nu verwarring. Wij denken nog te veel in de van oudsher voorkomende kleur van bijvoorbeeld de agaat geel met een groenige lipochroomkleur. De standaard spreekt over een ondergrond vrij van zichtbaar bruin hetgeen zou moeten betekenen dat de lipochroom zonder vermenging van phaeo is. Dus heldergeel.
Het oude type zonder azul voldoet niet makkelijk aan de pigment eisen van de standaard waarbij de bestreping op de snavel moet beginnen, de flank meerdere rijen flankbestreping nodig heeft en de rug een complete fijne en korte bestreping wenst. Bij het oude type is de bestreping veelal te lang, niet compleet en niet talrijk.
De ondergrond met de bijtint vraagt volgens de standaard geen geoxideerde lipochroom meer waarbij de phaeo en eumelanine in de ondergrond tezamen met de lipochroom, de blauwfactor en de intensiviteit is vermengd. Bij de witte agaat gaf dat een lichtgrijze kleur, bij de gele agaat gaf dat een licht groenige kleur en bij de rode agaat geeft dat eveneens een diepere gedekte rode kleur. Door de omschrijving sinds 2015 is dat alles vrij van zichtbare phaeo geworden hetgeen op het aanwezig zijn van de azul factor wijst.
Heden ten dage zien wij meer en meer de agaat witte met een witte bijkleur, de agaat gele met een zuiver gele bijtint en de agaat rode met een lichtere minder geoxideerde ondergrond kleur. De bestreping is dan weer completer en nadrukkelijker met zelfs bestreping op de borst. Beide vormen zien wij heden ten dage nog op de shows. De heldere agaat en de oude geoxideerde agaat. Dan snapt de kweker c.q. tentoonsteller er niets meer van. Ik hoor dan: “ik vind dat mooi!” Mijnheer de keurmeester, je hebt zelf niets mooi te vinden maar volgens de standaard te keuren, want de liefhebber snapt het niet als persoonlijke voorkeuren de overhand krijgen. De liefhebber kweekt de kleur welke hij of zij mooi vindt en probeert dan de standaard te volgen en als er niet overeenkomstig de standaard gekeurd wordt dan krijgen wij allemaal verwarring. Daar is de standaard voor om de verwarring te voorkomen en een leidraad in onze liefhebberij te zijn. Het is aan de TC van de verschillende bonden om de liefhebbers en keurders goed en duidelijk te informeren. De wijziging van 2015 had nadrukkelijk naar de liefhebberij gecommuniceerd moeten worden want de intentie van de wijziging betekent heel veel voor ons allen.
In de huidige standaard staat wel een opmerking waaruit wij allen hadden moeten kunnen concluderen dat er in de zwart-, agaat- en isabel reeks echt wel een heldere ondergrond gevraagd werd, geheel vrij van bruin. Bij de bruine kanarie staat als enige reeks beschreven: ” Door de sterke aanwezigheid van melanine bij deze kleurslag zal het lipochroom donkerder doorkomen”. Daar benadrukt men dat bij de bruine reeks de lipochroom vermeng moet zijn met veel phaeo en eumelanine. Bij de andere reeksen noemt men dat bewust niet!
Persoonlijk vind ik de agaat witte met de azul factor een mooiere vogel dan de klassiek ouderwetse. De agaat azul witte is ook de basis voor de agaat topaas wit, de agaat pastel wit, de agaat eumo wit, de agaat opaal wit en ga zo maar door. Wacht u even met een reactie op dit stukje en lees eerst wat er bij de zwarte beschreven wordt.
Bij de isabellen is het min of meer hetzelfde. Alle mozaïeken in de isabel reeks met hun mutaties zijn nu in de azul versie. Veel mooier als klassiek de originele versie van zeg maar 30 jaar geleden. Er is nu maar één kleur aanwezig, de gereduceerde bruine eumelanine van de isabel azul in de bestreping en de ondergrond. De phaeo welke in de klassieke vorm een roodbruinachtig karakter had en soms storend over kwam is weg gemuteerd. Het pigment is nu compleet en overal afdoende aanwezig. Op de snavel beginnend en nergens een lichte plek. Tussen de bestreping op de rug eenzelfde kleur eumelanine als de rest van de bestreping, veel meer in harmonie. Begin van deze eeuw wilde men nog wel eens het vlekje onder de snavel, waar zich een krans van pigment bestreping begon te vormen, als licht beschrijven maar nu is door de toename op de borst en flanken daar geen sprake meer van. De toename op de borst, flanken en kop is geheel in overeenstemming met de term “talrijk”.
Bij de niet-mozaïeken is de witte ondergrond niet storend en door de zuivere kleur van het pigment en ondergrond een heel charmante verschijning. De in het verleden omschreven “zilversluier” komt bij de isabel azul optimaal tot uiting. De gele niet- mozaïek is wat moeilijker, want je herkent de lichte niet warmere gele tint van de klassiek direct. Dat is even wennen, zelfs voor mij, want de isabel geel is van oudsher naar mijn mening een van de mooiste competitievogels van onze kleurkanarie waarin elk detail zo nadrukkelijk speelde. De lipochroom wellicht helaas wat minder vol maar nu wat helderder. Wel is de pigment uiting wederom completer en nadrukkelijker en daarmede een betere basis voor de satinet geel of satinet wit. De klassieke vorm heeft een wat fijnere belijning van het pigment en de azul vorm een wat kortere vorm welke als zodanig nu in de standaard benoemd wordt. Bij de isabel rode wederom hetzelfde verhaal. De lipochroom wat helderder en lichter.
Alle agaat en isabel opalen in mozaïek zijn zoals beschreven azul, alle pastellen zijn azul in de agaat en isabel reeks, alle satinetten zijn azul (de agaat satinet heeft geen bestreping omdat de satinet factor gekoppeld is aan de bruinfactor) zelfs in de laatste vorm van de bruin satinetten, alle topazen zijn azul, alle onyx in agaat, de eumo’s zijn azul en alle jaspis zijn azul.
De phaeo wordt niet gevraagd in agaat en of isabel en is zonder azul.
Bij de agaat opalen en de isabel opalen vragen wij in het vraagprogramma opaal en noemen de azul factor niet. Maar deze vogels hebben de azulfactor wel om maximaal hun uiting te verkrijgen en aan de standaard te beantwoorden. Een goede lezer kan opmerken dat azul en opaal toch de mogno factor heet? Ja dat is juist maar wij herkennen dat niet bij de agaat en isabel opalen. Wel bij de zwarte en de bruine reeks. Daarover later meer. De zogenaamde omgekeerde uiting van de melanine op de grote pennen bij de opaal kleurkanarie kan men heden derhalve niet meer toeschrijven aan de opalen maar slechts aan de opalen in de zwarte- en bruine reeks. Bij de agaten en isabellen worden de klassieke opalen eigenlijk niet meer in de “zuivere opaal vorm” in de standaard gevraagd.
Tot slot komt de onyx agaat (in isabel is de onyx niet gevraagd) in de azul vorm het beste naar voren.
De kobalt is een ander verhaal. De kobalt vogel is een vogel welke de phaeo nodig heeft om de factor tot uitdrukking te brengen. De phaeomelanine welke normaal in de mantel van de klassieke vogel voor komt, wordt door de kobalt factor naar het gehele verenkleed uitgebreid. Ik ben er zeker van dat verschillende kwekers ook de kobalt in de azul vorm zullen proberen te kweken maar heb daar nog te weinig goede voorbeelden van. Erger, ik ben nu van mening dat de kobalt mutatie de phaeo nodig heeft om haar uitingsvorm te tonen. Ik ken een van de beste kanariekwekers uit Italië die in zijn zwart kobalt rood mozaïek de azul factor had. De ondergrond tussen de bestreping werd nagenoeg blauwgrijs en de vogel was duidelijk minder geoxideerd dan de klassieke zwart kobalt rood mozaïek waarbij de gehele vogel een egale en compacte donkere kleur bezat. Een ervaring rijker is hij daar snel mee gestopt.
Dit aspect van de werking van de azul factor is allemaal erg verwarrend voor de keurder en de kweker. Ik zou graag zien dat in de “keurtechnische beschrijving” in de standaard in Nederland bij iedere kleur genoemd wordt of de vogels in de azul vorm al of niet het beste aan de standaard kan beantwoorden. Dan weet iedereen hoe te kweken en hoe te keuren. Dan zijn er minder misverstanden en kan de kweker makkelijker vogels kweken welke aan de standaard voldoen. Dat hoeft natuurlijk niet voor alle aspecten van de vogel, maar wel voor het begrip “AZUL” welke doorslaggevend is in zijn of haar totale uiting van pigment en lipochroom. De keurmeester doet zijn of haar uiterste best en heeft wel de instrumenten nodig om een juiste beoordeling te maken of een goed advies te geven.
De zwart- en bruine serie.
De zwart- en bruine serie is de serie waarvan in de standaard een brede ononderbroken bestreping gevraagd wordt, welke maximaal ontwikkeld is in bestreping en in ondergrond. Met “ontwikkeld” bedoelen wij de “O” uit de XBZO-formules van vroeger. De Oxidatie factor ofwel de ontwikkelingsfactor welke een maximale uiting van de pigmenten veroorzaakt. Phaeo- en eumelanine.
Met het schrijven van het boek “Handleiding voor de Kleurkanariekweker” door Herman Veerkamp heeft men met de daarin opgenomen nieuwe formules afstand gedaan van de oude. De XBZO-regel is hier niet meer toegepast. Daarentegen is elders in de wereld dit “oude” begrip wél voortgezet en heeft men vooral de “Oxidatie eigenschappen” gehandhaafd.
Deze pigmentuiting is volstrekt anders dan de agaat- en isabel groep. Alle afgeleide vogels uit de zwart- en bruine groep dienen een maximale uiting van het pigment, lees bestreping, te hebben als de klassieke vogel. Ja, ook hier kan weer op gereageerd worden. Ik leg het later uit.
De opaal, de pastel, de topaas, de eumo, de onyx zijn allemaal in de zwarte reeks met de brede ononderbroken bestreping. De jaspis heeft een eigen tekening.
De grijsvleugel heeft hier in Nederland nog steeds een kleine tekening maar in de zuidelijke landen zie je de grijsvleugeltekening met een langere en bredere lijn op de rug. Deze vorm is vaak eenkleurig grijs tot zilvergrijs zoals iedere vogel eenkleurig wordt gevraagd. In Nederland willen we veelal ook op de rug en vooral aan de einden van de grote pennen nog “zwarte stukjes” van max 5 mm zien. De internationale en de Nederlandse beoordeling van de standaard komen mogelijk voort uit de criteria vanuit het verleden. In het algemeen wordt gesteld dat een afgeleide van een kleur dezelfde pigmenttekening moet hebben als de hoofdkleur. Dat wil zeggen dat de ononderbroken brede bestreping bij alle mutanten in het zwart voor moet komen (phaeo is bij de bruine een uitzondering). Dus ook de grijsvleugel. De korte zwarte uiteinden op de rugbevedering kan niet omdat de bestreping van de grijsvleugel ononderbroken zou moeten zijn. Het begrip in Nederland, België en Duitsland voor deze vogel is nog steeds anders. De grijsvleugel vraagt nog steeds de oxidatie van de phaeo en is derhalve geen azul vogel.
De azulfactor in de zwarte reeks komt voor bij de pastel, de eumo, de topaas en de jaspis. Bij de onyx zou de azulfactor tegendraads werken (zie later). Bij de opaal mag de azulfactor niet voorkomen omdat met de azulfactor deze zwarte opaal een zwart MOGNO wordt. De combinatie van opaal- en azulfactor geeft mogno; de omkering van de ligging van de melanines wordt bij de opaal door de steeds toenemende werking van de azulfactor steeds minder en uiteindelijk opgeheven. De mogno wordt steeds donkerder in tekening en ondergrond. Bij de introductie van het acceptatieproces van de mogno kanarie in het vraagprogramma, heb ik nadrukkelijk gevraagd of men zich ervan bewust was dat dit een mutatiecombinatie was omdat mutatiecombinaties binnen de COM niet gevraagd worden. Die discussie kon helaas niet meer gevoerd worden omdat men al aan de heer Beraldi van Brazilië had toegezegd de mogno te zullen gaan accepteren. De vraag blijft dan ook: zijn er meer mutatiecombinaties in het vraagprogramma te verwachten doordat de COM afstand heeft genomen van de weigering tot het toestaan van mutatiecombinaties? Zo zit men nu met de bruine satinet welke gebaseerd is op de bruin azul satinet met brede ononderbroken bestreping. Deze vogel is nagenoeg gelijk aan de bruine (azul) eumo en zou alleen in deze klasse kunnen worden gevraagd. Er zijn tot op heden geen (of nauwelijks) uiterlijke kenmerken die deze twee (bruin eumo en bruin satinet) onderscheiden.
In de bruine reeks is de azulfactor veelal een tegenwerkende factor voor het bruin. Zeg maar de bruine phaeo welke de bruine reeks de oxidatie geeft welke benodigd is. Maximale phaeomelanine in de ondergrond steunt de kleur van de bestreping. Deze maximale phaeo is ook de drager voor de maximale oxidatie van het bruin in de ondergrond. Dat noemende, brengt mij op het punt dat de bruine kanarie in de huidige vorm een van de moeilijkste vogels is om naar de standaard te kweken. Dan spreek ik dus over de bruine kanarie met de maximale ontwikkelingsfactor of oxidatie van de bruine eu- en de bruine phaeomelanine. Die twee namelijk, dus de eu en de phaeo tezamen gaan met elkaar een strijd aan. Dat wil zeggen dat bruine vogels met minder phaeo makkelijker een brede ononderbroken bestreping kan tonen als een vogel welke eveneens de maximale phaeo toont. De phaeomelanine draagt zorg voor een onderbreken van het pigment en ook een kleinere uiting van de bestreping. Wij in Nederland kennen dat maar al te goed bij de oude klassieke bruine kanarie in wit, geel schimmel en mozaïek waarbij het phaeo bezit zo toe nam dat de borst geheel met phaeo was bezet en de lipochroomkleur nauwelijks meer waarneembaar. Nu zien wij dit nog bij de phaeo verervende vogels die dezelfde uiting hebben. Bij inkruisen van de nieuwe gestreepte versie van de bruine kanarie in de phaeo wordt de nakweek duidelijk lichter en de witte spots in de phaeo kanarie groter en gestreepter. In de moderne zwaar ononderbroken gestreepte bruine kanarie is het dus heel erg schipperen met de eumelanine streep en phaeo.
De bruin pastel is zonder azul (maximale warme phaeo noodzakelijk), de bruin opaal mag geen azul hebben omdat die met azul een mogno is. De opaal heeft een duidelijker oxidatie van de ondergrond en de onderzijde van de grote pennen is duidelijk donkerder dan de bovenzijde van deze veer. De ononderbroken bestreping doet grijzig aan terwijl deze bij de mogno bruinig is met een duidelijk donkerder bovenzijde van de grote veer. De ondergrond, tussen de bestreping dus, lichter. De jaspis is in de bruine reeks geen azul. De eumo in het bruin evenzo als de topaas in het bruin moeten wél volledig de azulfactor hebben omdat anders er nauwelijks bestreping blijft en een totaal vaalbruin beeld ontstaat. Wel zijn de vogels zonder azul veel bruiner maar de bestreping is inferieur.
De onyx is zonder azul. Bij de onyx is de phaeomelanine omgezet in zwarte- of bruine eumelanine (naar de reeks waartoe de vogel behoort) maar behoud de ligging daarvan. Bij een maximale uiting van de onyxfactor moet juist de ondergrond maximaal geoxideerd zijn hetgeen de azulfactor tegenwerkt.
De phaeo kanarie vanzelfsprekend zonder azul. Met azul ontstaat er een vuilwitte kanarie met een inferieur design. De bruin azul is een lichtere vogel welke het
midden houdt tussen de klassieke bruine en de isabel en nauwelijks als bruin herkend wordt. Deze bruin azul vogels hebben wij wel als basis nodig voor de bruin topaas en de bruin eumo kweek.
De azulfactor tast de oxidatie van de zwarte kanarie sterk aan. De ondergrond wordt helderder. De omzomingen van de grotere pennen duidelijk lichter zoals wij dat kennen bij de agaat. Doordat de oxidatie van de zwart azul sterk wordt aangetast zou deze vogel niet kunnen worden gebracht (zie eerder) om aan de standaard te voldoen. Toch is deze vorm vele jaren bij de tentoonstellingen ingeleverd en heeft zeker veelvuldig gezegevierd. Ze voldeden niet aan de standaard want ze waren niet maximaal geoxideerd. Ze vertoonden geen bruin, en hadden duidelijk lichtere omzomingen op de grote pennen en vleugeldekveren. Dát gehele beeld (géen bruin) vonden sommige juist mooi!
Wij hoeven ons daar nu niet zo veel zorgen meer over te maken want: de azulffactor geeft ieder jaar opnieuw bij de paring azul x azul een grotere aanmaak van melaninecellen. De gehele vogel wordt donkerder en donkerder.
Het cumulerend karakter van de AZUL factor.
Ik heb u beschreven dat de azulfactor een cumulerende werking van de eumelanine heeft. Dat wil zeggen dat de kwaliteit van de eumelanine in de azul vogel steeds verder toeneemt. Meer strepen, zwartere strepen, meer eumelanine in de ondergrond dus ook een steeds donker wordende ondergrond en omzoming van de grote pennen. Dit gebeurt bij de azul vogels in alle reeksen. In de zwarte reeks heeft dit fenomeen al tot heel vreemde conclusies geleid. Het is net alsof de azul vogel de mutant terug naar af brengt. Wij zagen zwart topaas of zwart pastel welke bijna gelijk waren als de zwarte klassieke vogels van een vijftien jaar geleden. Alleen de bijtint bleef zuiverder. De lichtere uiting van de ondergrond door de azulfactor werd in al die jaren steeds donkerder. De lichtere omzomingen van de grote pennen werd donkerder en donkerder totdat er geheel geen lichtere omzomingen meer was. De ondergrond bestond meer en meer uit eumelanine en lipochroom zodanig dat er meer eumelanine in de ondergrond zit dan in het verleden phaeo- en eumelanine tezamen.
En nu? Nu zien wij overal ter wereld vogels ontstaan welke zo zwart zijn dat er nauwelijks sprake meer is van een lichtere lipochroomzône tussen de maximaal brede en ononderbroken bestreping. Het aantal van de strepen is zo toegenomen dat ook de borst ineen kan vloeien. De eumelanine in de ondergrond is zo toegenomen dat deze zwarter en donkerder wordt en zelfs de competitie met de lipochroomkleur aangaat en verdringt. Mondiaal zien wij de gekste namen ontstaan en mondiaal zien wij de liefhebbers de suggestie wekken dat deze ontstaan zou zijn op basis van het inkruisen van een of andere Amerikaanse sijs.
Op dat laatste kom ik later terug. Maar wij kunnen wel stellen dat wij nu te maken hebben met de ALL BLACKS!
Deze all blacks worden gekweekt in het zwart wit, zwart geel (voornamelijk schimmels of mozaïek), en de zwart rood voornamelijk nu nog in de zwart rood mozaïek maar zeker ook in het zwart rood intensief waarbij nu nog de rode lipochroom duidelijk herkenbaar is. Nu nog want ook die ontwikkeling zal verder gaan.
Zelfs de zwart topaas wordt in de ondergrond donkerder en donkerder. Van een witte ondergrond bij de agaat topaas is geen sprake meer. Van een witte ondergrond bij de agaat rood mozaïek kon naar mijn mening nooit sprake zijn (zie standaard), maar ook daar hoef ik mij geen zorgen over te maken. Die wordt automatisch grijzig hetgeen ook bij de pastel is enzovoorts. De agaten krijgen meer en meer bestreping en zijn nu al rondom geheel bestreept. Met een grijzige ondergrond.
Begin de standaard maar vast te herschrijven, ben ik bang. Als eerste dienen er vanzelfsprekend gesprekken plaats te vinden tussen de kenners om zich af te vragen welke richting de liefhebberij in moet. Welke keuzes er gemaakt moeten worden in het belang van liefhebbers en ieder die erbij betrokken is. Mogelijk dat er keuzes gemaakt moeten worden, dat er kleuren zijn die gelijk zijn c.q. nagenoeg gelijk zijn. In dat geval kan men de keurnorm van die kleuren gelijktrekken zonder daarbij een aparte klasse te vormen. Wij zullen sterk naar de toekomst moeten kijken waartoe de huidige processen zullen leiden. Terug naar af gaan is niet meer mogelijk. Wél het aangeven van grenzen in deze ontwikkeling of juist het vrijgeven en de bijvoorbeeld de “All Black” in haar eigen klasse. Dat is dan niet gebaseerd op de factor maar wel de eigenschap hiervan namelijk de cumulatie c.q. cumulatieve werking van de azul.
Het is een normaal proces binnen onze liefhebberij als er vogels gebracht worden met eigenschappen welke wij “niet gewoon waren te zien”, er snel naar begrippen van gebruikmaking van chemische producten gewezen wordt of naar het inkruisen van een of andere vogel waar de kanarie wel eens mee paart. Het paren met de capuzensijs/ Spinus cucullatus of Carduelis cucullata is algemeen bekend. Deze heeft de roodfactor aan de kleurkanarie toegevoegd maar zeker ook meerdere bestanddelen op het gebied van het phaeo- en eumelanine bezit van deze vogel. Er zijn meerdere paringen met Cini’s of de Europese kanarie/serinus serinus in de kleurkanarie ingebracht en ook de eigenschappen van een Lizard (postuur)kanarie is bekend. Zo is het inbrengen van een andere Amerikaanse sijs zeer wel mogelijk maar niet noodzakelijk indien wij de werking gedurende de laatste decennia van de betreffende azul vogels in acht nemen. Dat verklaart ook dat het verschijnen van de “op All Blacks gelijkende vogels” overal ter wereld wordt geconstateerd.
Zeer veelvuldig consulteren medeliefhebbers mij om behulpzaam te zijn bij hun kweekmethode. Daar neem ik veel tijd voor en tracht hen optimaal te informeren. Het is noodzakelijk dat men begrijpt hoe een en ander bij de kleurkanarie werkt. In dit artikel heb ik u proberen uit te leggen hoe de werking van de verschillende factoren naast elkaar mogelijk of juist niet mogelijk is. Een koppeling proberen te maken wat er in de standaard gevraagd wordt en welke factor daarin passend is of juist afbreuk doet. Het waarom moet duidelijk zijn geworden. Mochten er vragen zijn, dan verzoek ik u dat gewoon aan de redactie van dit blad te laten weten en komt de vraag vanzelfsprekend bij mij terug. Ik vraag iedere kanarieliefhebber om in de discussies deel te nemen. Als wij in Nederland en België vooruitdenken, dan hebben wij nog een beetje grip op de ontwikkeling van de kanarieliefhebberij in de toekomst. Zonder deze inspanningen laten wij het aan andere landen over en ben ik bang dat wij hier wederom het zoveelste dictaat krijgen voorgelegd.
Veel succes en dank u wel,
Constant van Santen
Annex
Onderstaand de kleuren in de kleurkanarie welke heden het best met de azulfactor tot uiting komt. In rood de kleuren welke op termijn het meest voldoen (nu of in de toekomst, zie tekst artikel, mits de oxidatie voldoende is gecumuleerd).
ZWART BRUIN AGAAT ISABEL
geel mozaïek geel mozaïek geel mozaïek
rood mozaïek rood mozaïek rood mozaïek
wit wit wit
geel geel geel
rood rood rood
pastellen
geel mozaïek geel mozaïek geel mozaïek
rood mozaïek rood mozaïek rood mozaïek
wit wit wit
geel geel geel
rood rood rood
opaal
geel mozaïek geel mozaïek
rood mozaïek rood mozaïek
wit wit
geel geel
rood rood
phaeo
geen enkele
topaas
geel mozaïek geel mozaïek geel mozaïek geel mozaïek
rood mozaïek rood mozaïek rood mozaïek rood mozaïek
wit wit wit wit
geel geel geel geel
rood rood rood rood
satinet
nu alleen gevraagd in isabel
x xx x geel mozaïek
x xx x rood mozaïek
x xx x wit
x xx x geel
x xx x rood
eumo
geel mozaïek geel mozaïek geel mozaïek geel mozaïek
rood mozaïek rood mozaïek rood mozaïek rood mozaïek
wit wit wit wit
geel geel geel geel
rood rood rood rood
onyx
geel mozaïek x
rood mozaïek x
wit x
geel x
rood x
kobalt
geen enkele
jaspis (EF)
geel mozaïek geel mozaïek geel mozaïek
rood mozaïek rood mozaïek rood mozaïek
wit wit wit
geel geel geel
rood rood rood
mogno.
Geen enkele.
x = niet van toepassing c.q. niet gevraagd
xx = bruin satinet nu niet gevraagd
niets vermeld = zonder azul
in rood = beide vormen komen voor – zie artikel-